De laatste keer dat ik Tim zag

Gepubliceerd op 27 september 2020 om 09:19

Beste klantenservice van Kruidvat,

 

Ik heb een vraag en een beetje een raar verhaal.

Het zal nu twintig jaar geleden zijn, dat ik Tim voor het laatst heb gezien. Tim met zijn kalme, bruine ogen, waarmee hij meer wist te zeggen, dan al die miepen in onze naschoolse cursus pottenbakken bij elkaar, met hun onophoudelijke gebep over jongens en hoe vet moeilijk ze hun wiskundehuiswerk wel niet vonden. Dan waren ze in volle gang aan het oreren en dan keek ik wel eens naar de overkant van de tafel naar Tim, die met zijn lieve, verlegen glimlach alles wat er door mijn hoofd ging al lang geraden leek te hebben, terwijl er zich onder zijn geoefende handen een kommetje uit de klei vormde. Ik keek er altijd naar uit; dinsdagmiddag na het laatste uur geschiedenis.

Ze vonden het maar heel raar, de meisjes op de cursus en ook de andere meisjes op school. Dit staken ze niet onder stoelen of banken. Wat moest ik toch met die Tim, mankeerde me wat of zo? Ik vroeg dan vaak ze zich soms super interessant vonden door dat soort vragen te stellen en liep vervolgens met mijn schooltas naar de volgende les. Geen bijster gevatte reactie, maar ik was ook pas zestien.

Tim zat niet bij ons op school. Ik had eigenlijk geen idee waar hij op school zat. We spraken niet veel; onze blikken leken voldoende om elkaar te begrijpen. Ik had geen haast met Tim. Ik wist toen nog niet, dat we de kans niet zouden krijgen om het verder te laten gaan. Wat ik me nog herinner als de dag van gisteren, is die ene dinsdagmiddag, waarvan we toen geen van beiden vermoedden, dat het de laatste zou zijn.

Ik was juist bezig mijn kruik af te maken, zodat deze gebakken kon worden, toen Tim ineens naar me toe kwam. Hij deed zijn armband af. 'Voor jou,' zei hij, terwijl hij met zijn ene hand de mijne vastpakte en met zijn andere het bandje erin drukte. 'Misschien kun je hem inbakken in je pot.'

Ik keek vluchtig naar het bandje. Het was staal en leer. Zijn naam stond erin gegraveerd. Ik deed het in mijn kruik en boetseerde deze tot een dichte pot met alleen een luchtgaatje aan de onderkant voor de oven.
Na afloop liepen Tim en ik samen naar buiten. Allebei te verlegen om iets te zeggen. Hij stak de straat al over. Als ik nog iets zou willen zeggen, moest ik het nu doen.

Ik riep zijn naam. Hij draaide zich om en lachte zijn typische glimlach naar me. De laatste die ik me van hem herinner. De vrachtwagen die het industrieterrein op reed, leek uit het niets te komen.

In de jaren daarna waren er voldoende mannen en hoe oud, volwassen, wijs ik ook werd, steeds bleef ik in hun ogen op zoek naar diezelfde blik van toen, diezelfde glimlach van toen. Ik was hem nooit vergeten. Ik stelde me zijn handen voor en vroeg me af, hoe de rode klei zich onder zijn vaardige vingers moest hebben gevoeld. Er was nooit veel gebeurd tussen mij en Tim, maar zo perfect en intens als toen heb ik verliefdheid nooit meer beleefd.

Om welke reden dan ook, dacht ik de laatste tijd weer steeds vaker aan Tim. Misschien wel omdat het gisteren precies twintig jaar geleden was. Op de een of andere manier voelde ik alle spijt tien keer zo erg. Spijt dat ik niet ben blijven zoeken naar diezelfde passie van toen, dat ik het uiteindelijk heb opgegeven en met minder genoegen heb leren nemen. Ik dacht dat het voldoende zou zijn, maar was het dat wel? Kon ik wel zo blijven leven? Oud en grijs worden zonder me ooit weer zo te hebben gevoeld?

Een paar nachten geleden lag ik wakker en was ik teneinde raad. Ik stapte stilletjes uit bed om mijn man niet wakker te maken, schoot mijn kleren aan en stapte in de auto. Ik voerde in de navigatie een willekeurig adres op de Isselt in Amersfoort in, in de hoop dat ik het vanaf daar weer zou weten. Na een klein uur kwam ik aan op het industrieterrein en begon ik al rondrijdend te zoeken. Ik herkende het nog deels, maar het was donker en het was twintig jaar geleden.

Ineens zag ik het. Ik moest twee keer kijken, maar ik wist dat ik het gevonden had. Een voormalig woonhuis, een van de handvol aan gebouwtjes die hier nog her en der stonden, die herinnerden aan de tijd, voordat de wijk door de industrie werd overgenomen. Ik was sinds die laatste middag nooit meer terug geweest.

Ik parkeerde de auto en stapte uit. Het gebouw was afgezet met hekken. Ik las de waarschuwingsborden en kwam erachter, dat in verband met asbest en instortingsgevaar de toegang verboden was. Ik wrikte me via een krappe opening tussen twee hekken het terrein op en stelde vervolgens vast, dat de voordeur niet was afgesloten. Met mijn zaklamp stapte ik de bekende gang in, die onder een regen van gruis en stof was bedolven. Desondanks stroomden de herinneringen terug. Voorzichtig liep ik de kamer in. Tot mijn verrassing zag ik de oude oven staan, precies op dezelfde plaats. Ik keek verder en stelde stomverbaasd vast dat alles er nog stond: de stellages, het aardewerk, zowel gebakken als ongebakken. Het pand moest op een gegeven moment blijkbaar halsoverkop verlaten zijn en per direct ontoegankelijk zijn verklaard.

Ineens wist ik waarom ik hier was. Het kwam tot me als heldere waarheid. Zo verward en geagiteerd als ik in de auto was gestapt, niet wetende wat ik precies probeerde te bereiken, zo duidelijk was me nu met welk doel ik hier gekomen was. Het armbandje. De gravure. Iets was hierover altijd blijven knagen. De gravure was te lang voor alleen een naam.

Ik liep naar de stellage toe en liet het schijnsel van mijn lamp langs de planken glijden. Niet te geloven, ik vond hem nog ook. Mijn pot. Het rare, dichte baksel met het gat in de bodem. Ik pakte hem op. Blijkbaar had de cursusleidster hem uiteindelijk in de oven gedaan, want de klei voelde glad en niet uitgedroogd. In de hoop, dat dit het armbandje niet te veel zou hebben beschadigd, liet ik de pot op de grond vallen. Het harde geluid deed me onverwachts schrikken en, me plotseling bewust wordend dat ik me midden in de nacht met een zaklamp op verboden terrein aan het begeven was, richtte ik mijn lamp naar beneden, griste het armbandje tussen de scherven uit en maakte ik dat ik weg kwam. Ik stapte in de auto en reed van de Isselt af.

Ik parkeerde de auto in de eerste de beste straat van de Rivierenbuurt en haalde het armbandje uit mijn zak. Wat er van het verkoolde leer nog over was, verpulverde tussen mijn vingers, maar het metaal was nog in orde. Bij het licht van het dashboard kon ik de inscriptie lezen. Daar stond de initiaal van Tim en zijn achternaam. Erachter stond een adres.

Ik keek op de klok. Ik had nog een paar uur tot zonsopgang en ik was er nu toch. Ik voerde het adres in en startte de motor.

Ik reed verder en verder en kwam tot mijn verbazing in een luxe villawijk aan de rand van de stad terecht. In die categorie kende ik alleen de Amersfoortse Berg. In deze wijk was ik echter nog nooit geweest.

De navigatie gaf aan, dat ik was gearriveerd. Ik keek links uit het raam.

Aan de overkant van de straat stond een huis, dat ik aan het verre uiteinde van zijn oprijlaan in eerste instantie niet eens had gezien. Vreemd. Ik wist niet veel over Tim, maar ik had me hem op de een of andere manier nooit voorgesteld als een jongen met rijke ouders. Ik stapte uit en liep naar het hek. Er hing een bordje. Ik las het.

Ik las het en concludeerde, dat Tims ouders inderdaad vrij vermogend moesten zijn geweest.

Seconden. Slechts seconden.

Enkele seconden waren voldoende om twintig jaar aan herinneringen en mijmeringen met één vlaag in as te leggen.
Wat moest ik toch met die Tim, mankeerde me wat of zo? Ik hoorde het de andere meisjes nog vragen.

Tims ouders moesten inderdaad vrij vermogend zijn geweest. Vermogend genoeg om hun zoon onder te brengen bij een van de mooiste en duurste tehuizen voor verstandelijk gehandicapten.

Wat ik aanzag voor diepzinnigheid, was zwakzinnigheid. Twintig jaar lang heb ik elke man tegen de imbecielenlat gelegd en ze categorisch een onvoldoende gegeven. Twintig jaar lang heb ik 's nachts liggen smachten naar een debiel.

Tot zover het rare verhaal. Mijn vraag is: wanneer doen jullie de Oral-B-tandpasta weer eens in de aanbieding?

Met vriendelijke groet,

Rika

Foto door Jack Gittoes via Pexels

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb